-
1 het plan opvatten (om)
het plan opvatten (om)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het plan opvatten (om)
-
2 het plan opvatten om
het plan opvatten omconceive a plan to, set out toVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het plan opvatten om
-
3 het plan opvatten (om)
het plan opvatten (om) -
4 opvatten
3 [zich toeleggen op] take up♦voorbeelden:1 de draad van het verhaal weer opvatten • take up/pick up the thread of the storyiets licht opvatten • make light of somethingiets verkeerd opvatten • 〈 fout opvatten〉 misinterpret/misconceive something; 〈 kwalijk nemen〉 take something amiss/illiets als een grapje opvatten • take/treat something as a joke4 liefde opvatten voor • conceive a passion for, fall in love withhet plan opvatten om • conceive a plan to, set out to -
5 plan
♦voorbeelden:een plan van een stad • le plan d'une villehet centraal economisch plan • le plan économique centralgewestelijk plan • plan régional d'aménagement du territoirevolgens plan verlopen • se dérouler selon les planseen ondoordacht plan • un projet hasardeuxhet plan bestaat (om) • l'intention est (de)het plan hebben • avoir l'intention (de)geen plannen hebben (om) • ne pas avoir l'intention (de)een plan laten varen • abandonner un projeteen plan maken • ébaucher un planhet plan opvatten (om) • projeter (de)iets van plan zijn • compter faire qc.iets niet van plan zijn • ne pas avoir l'intention de faire qc.vast van plan zijn • avoir la ferme intention de -
6 plan
1 [wijze waarop men te werk wil gaan] plan2 [voornemen] plan4 [niveau] plane, level♦voorbeelden:1 een plan maken (voor …) • draw up a plan for something, plan somethinghet plan voorleggen/opperen om • propose (…ing)wat ben je van plan? • what are you going/intending to do?volgens de plannen verlopen • go according to plan/scheduleeen plan beramen/maken • devise a planiemands plannen dwarsbomen/verijdelen • upset/defeat someone's plansheb je plannen voor vanavond? • have you any plans/are you doing anything tonight?plannen maken voor • make plans/arrangements forhet plan opvatten (om) • plan (to)een plan smeden (tegen) • scheme/plot (against)een plan uitvoeren • carry out a planwe waren net van plan om … • we were just about/going to …ik ben vast van plan te gaan • I fully intend to goik was al een tijdje van plan langs te komen • I've been meaning to come over5 〈 figuurlijk〉 naar het tweede plan verwijzen • push into the background; 〈 zelf meer aandacht trekken dan iemand anders〉 upstage -
7 Plan
〈m.; Plan(e)s, Pläne〉♦voorbeelden:den Plan haben, etwas zu tun • van plan zijn iets te doeneinen Plan verfolgen • met een plan bezig zijnjemanden auf den Plan rufen • iemand laten opdravenauf dem Plan sein • erbij zijn -
8 idée
idée [iedee]〈v.〉2 idee ⇒ plan, inval♦voorbeelden:avoir les idées larges • ruimdenkend zijnavoir des idées noires • alles door een zwarte bril bekijkenidée reçue • gevestigd idee, heersende opvattingj'ai idée que • mij dunkt dataussi, a-t-on idée! • het idee!n'avoir aucune, pas la moindre idée de • niet de flauwste notie hebben vanse faire des idées • zich iets in het hoofd halense faire une idée de qc. • zich een beeld van iets vormensauter d'une idée à l'autre • van de hak op de tak springenavoir des idées de derrière la tête • bijbedoelingen hebbenavoir l'idée de • het plan opvatten omvivre à son idée • doen waar men zin in heefton ne m'ôtera pas ça de l'idée • dat kan men mij niet uit het hoofd pratenvenir à l'idée • 〈 van gedachte〉opkomen, invallenavoir dans l'idée que • denken dat1. f1) idee, begrip2) plan, inval3) mening, opvatting2. idéesf pl2) filosofie -
9 set out
-
10 avoir l'idée de
avoir l'idée de -
11 voornemen
voornemen1〈 het〉♦voorbeelden:het stellige, vaste voornemen hebben te • avoir la ferme intention deeen voornemen opvatten • prendre une résolution————————voornemen2〈wederkerend werkwoord; zich voornemen〉♦voorbeelden: -
12 form
n. vorm; figuur; gewoonte; formulier (ook in computers); konditie; geestesgesteldheid; klas; ceremonie; gedrag; order; regeling; pasvorm; (in computers) formulier--------v. maken, vormen; ontwerpen; scheppen; redden, halen; voorbereidenform1[ fo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (verschijnings)vorm ⇒ gedaante, silhouet2 vorm ⇒ soort, systeem3 vorm(geving) ⇒ opzet, presentatiewijze7 manier ⇒ wijze, vorm♦voorbeelden:cursing is bad form • vloeken is onbehoorlijktrue to form • geheel in stijl, zoals gebruikelijk6 in form • in vorm/goede conditiebe on form, be in great form • goed op dreef zijn————————form21 zich vormen ⇒ verschijnen, zich ontwikkelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vormen ⇒ modelleren, vorm geven♦voorbeelden:form an example to someone • iemand tot voorbeeld dienen/zijnform an opinion • zich een oordeel vormenform (a) part of • deel uitmaken van
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский